Kenmerken
Kleine tot zeer kleine ongevleugelde insecten, die obligaat parasitair zijn op warmbloedigen. Gehele lijf dorso-ventraal afgeplat. Kop breder dan thorax, de bijtende monddelen meer centraal in de onderzijde van de kop gelegen. De ogen zijn zeer klein, rudimentair of afwezig, ocelli afwezig. De antennen kort en draadvormig of in sommige mannetjes te gebruiken als grijporganen om het vrouwtje vast te houden tijdens de paring, met 3-5 segmenten. De labiale palpen gereduceerd. De thoracale segmenten zijn niet vergroeid en de prothorax duidelijk herkenbaar, meso- en metathorax vaak een pterothorax vormend. Poten met 1-2 tarsale segmenten en 1 of 2 klauwtjes (als norm haarluizen met 1 klauwtje, veerluizen met 2 klauwtjes).
Systematiek
De familie Philopteridae, samen met de kleine familie Heptapsogastridae het geheel aan ischnocere vogelluizen omvattend, wordt in sommige classificaties verder opgedeeld zodat er een aantal families ontstaan die te relateren zijn aan specifieke vogelordes (bijv. Goniodidae op hoenders en duiven, Lipeuridae op hoenders, etcetera). Sinds het begin van de negentiende eeuw worden in deze groep de luizen naar een aantal verschijningsvormen onderscheiden, de weinig gespecialiseerde philopteriden en nirmoiden, de korte en gedrongen, hoekkoppige goniodiden en de langgerekte lipeuriden (094 6 g). De vorm is echter een aanpassing aan de levenswijze, philopteriden en nirmoiden zijn rompbewoners, goniodiden op nek en kop en de lipeuriden op de vleugels. Het hele scala aan verschijningsvormen vinden we ook grotendeels terug in de Heptapsogastridae, maar deze zijn duidelijk onderscheidbaar van de Philopteridae door een reductie van het aantal achterlijfsegmenten tot 7(-8).
Behandelde taxa
Familie Philopteridae
Columbicula columbae (duivenluis)