plasrombout
Spanwijdte vleugels 60-70 mm, mei-augustus
Kenmerken
Veel slanker dan de beekrombout. Achterlijf niet verbreed (054 2a g). Poten geel gestreept. Grondkleur doorgaans gelig tot grijs-olijf in oudere exemplaren. Nimf sterk afgeplat met het achterlijf spits toelopend (054 2b g).
Voorkomen
Bij heldere plassen, kanalen, klei- en leemputten. Water hoeft niet te stromen. In Nederland vrij zeldzaam op de hogere zandgronden en in de uiterwaarden van de grote rivieren.
Levenswijze
Het vrouwtje legt de eieren, zoals bij alle andere rombouten, in de vlucht door op het wateroppervlak wippende bewegingen met het achterlijf uit te voeren.