Lengte 24-44 mm, juni-juli
Kenmerken
Een zeer gedrongen, kortvleugelige, grote sikkelsprinkhaan. Het mannetje (072 2a g) met tongvormig tipje aan het uiteinde van het achterlijf, dat tijdens het striduleren naar boven steekt.
Voorkomen
In weelderig begroeide, ietwat vochtige bergweiden. Vooral in het middelgebergte op bepaalde plaatsen vrij algemeen, daarbuiten zeldzaam. Aanwezig in Zuid-Duitsland. Niet in Nederland en Belgiƫ.
Levenswijze
Ondanks de kleine vleugels, die eigenlijk niet meer zijn dan stompjes, kan deze soort een zeer luid, hoogfrequent striduleren. Dat komt, omdat het hoog gewelfde halsschild als klankkast dient. Het geluid wordt gekenmerkt doordat het eerst een tijd van dezelfde toonhoogte is, maar op den duur in een steeds hoger zoemgeluid wordt getransformeerd en aan het einde min of meer stotterend wordt afgebroken. Daarna herhaalt het schema zich ([link][sound][filename]polysarc.movPolysarcus denticauda[/text][/sound][/link]).