Ctenicera soort

Lengte 12-18 mm, mei-augustus.

Kenmerken
Groep van kniptorren met een opvallend spitse achterhoeken van het halsschild. Groen of koperkleurig met een sterke, metaalglanzige schijn. De mannetjes met kamvormige sprieten, die van de vrouwtjes (158 5 g) zijn enigszins gezaagd.

Voorkomen
In Nederland maar 2 soorten op grazige plaatsen (C. pectinicornis en C. cuprea), vaak op grasstengels. Larven in de grond. Op bergweiden in zuidelijkere middelgebergten en in de Alpen meer soorten.

Levenswijze
Zoals alle kniptorren bezitten de Ctenicera soorten een beweeglijk gewricht tussen voor- en middenborst waarmee ze het vermogen hebben om zich, wanneer ze op hun rug liggen, met een knippend geluid om hoog te springen en zich te kunnen omdraaien.

%LABEL% (%SOURCE%)