Leptinotarsa decemlineata

Coloradokever

Lengte 11-35 mm, april-oktober.

Kenmerken
Kever (194 1a g) geel tot oranjegeel met zwarte lengtestrepen op de dekschilden en zwarte vlekken op kop en halsschild.

Voorkomen
In Europa vooral op aardappelakkers te vinden. Ondanks na jarenlange, meedogenloze, chemische bestrijding nog steeds niet zeldzaam: in Nederland op verwaarloosde aardappelveldjes.

Levenswijze
Oorspronkelijk komt de Coloradokever voor in de Rocky Mountains (VS) en leeft op de aldaar inheemse soorten nachtschades. Met de in de negentiende eeuw steeds populairder wordende aardappel als akkerbouwgewas is de kever in de VS ook op de aardappel gaan leven. Hij verspreidde zich zo razend snel over het hele Noord-Amerikaanse continent. In 1877 is hij voor het eerst in Europa gevonden. Door de intensieve bestrijdingsprogramma’s verspreidde de kever zich in Europa eerst langzaam, maar na de WOI in de jaren” 20 en ’ 30 van de vorige eeuw kwam hij vrijwel overal voor; in België voor het eerst in 1935, in Nederland in 1937. Door het ontbreken van natuurlijke vijanden was de Coloradokever niet meer te stoppen. Vooral loopkevers zijn in Europa de belangrijkste belagers. De Coloradokever kan 1 tot 2 generaties per jaar voortbrengen. Het vrouwtje produceert 500 tot 2500 eitjes die in groepjes worden gelegd op aardappelblad. Kever en larve leven van aardappelblad. De rode, plompe larven met zwarte vlekken (194 1b g) kunnen bij massaal voorkomen aardappelvelden geheel kaalvreten.

%LABEL% (%SOURCE%)