Cleonis pigra

distelgalsnuitkever

Lengte 10-16 mm, augustus-juni.

Kenmerken
Tamelijk grote, relatief langgerekte snuitkever met vlekkig grijze en geligwitte beharing. Bovenzijde van de snuit met 3 licht behaarde lengtegroeven.

Voorkomen
Vooral op distels op kaal zand, langs wegbermen en opgespoten terreinen. Vrij algemeen in Nederland en Belgiƫ.

Levenswijze
Larve ontwikkelt zich in stengels en wortelhalzen van verschillende composieten, vooral distels. Hun vraatactiviteit leidt tot een 3-4 cm lange, galachtige zwelling rond de wortelhals.

%LABEL% (%SOURCE%)