Lengte 16-25 mm, juli-september.
Kenmerken
Een geslacht met middelgrote tot grote roofvliegen met sterk bedoornde, lange poten. Achterlijf slank, loopt bij het vrouwtje (228 1 g) uit in een spitse legboor. Een aantal lastig te onderscheiden soorten.
Voorkomen
Bij bosranden en op droge, open terreinen. Een aantal soorten algemeen in Nederland en Belgiƫ.
Levenswijze
De vlieg zit op een uitkijkpost en stort zich vandaar op een voorbij vliegend insect. Deze wordt gegrepen met de lange, bedoornde poten. Daarna keert de vlieg terug op een van haar uitkijkposten om de prooi uit te zuigen (228 1 g). Niet zelden bestaan de prooien uit dieren die bijna even groot zijn als de vlieg zelf. De larve ontwikkelt zich in de bodem en voedt zich eveneens met allerlei andere insecten.