Lengte 12-25 mm, juli-september.
Kenmerken
Glanzend zwart met brede gele banden op het tweede en derde achterlijfssegment (soms alleen op segment 2 of tevens op segment 4). Vleugels zwartbruin getint met blauwe glans.
Voorkomen
Op uitgesproken warme, meestal zandige plekken met een schrale vegetatie. In het Middellandse Zeegebied lokaal heel algemeen; naar het noorden toe zeer zeldzaam. In het oosten en zuiden van Duitsland enkele vondsten.
Levenswijze
De wespen zijn vaak bij bloembezoek te observeren. Ze hebben een voorkeur voor blauwe bloemen. Het afgebeelde exemplaar zit op Eryngium amaethystinum, een algemeen voortkomende kruisdistel in Mediterrane streken. Het vrouwtje graaft zich voor de parasitering van de larven van bladsprietkevers geheel in de grond. Ze weet een gastheer vermoedelijk uitsluitend op de geur op te sporen. Ze verlamt hem met een aantal steken in het ventrale touwladderzenuwstelsel en legt daarna een ei op het lichaam van de larve. Daarna baant ze zich weer een weg naar boven.