Eoferreola rhombica

vuurspinspinnendoder

Lengte 8-14 mm, juni-augustus.

Kenmerken
Vrouwtje met het achterste deel van borststuk en beide eerste achterlijfssegmenten rood; bij het mannetje alleen het tweede achterlijfssegment rood (278 3a g).

Voorkomen
Zeldzaam op warme, zonnige locaties waar de vuurspin (Eresus niger) voorkomt. Vooral in Zuidoost-Europa, recentelijk ook een keer in Nederland gevonden.

Levenswijze
Deze zeldzame soort is vooral bij het bloembezoek te vinden. Het Eoferreola vrouwtje jaagt uitsluitend op de verborgen levende koepelspinnen van het genus Eresus. Ze overmeestert de spin in haar ondergrondse woonbuis, sleept haar niet weg en graaft geen eigen nest, maar legt het ei ter plaatste op de verlamde spin (278 3b g). De larve (278 3c g) consumeert de spin in enige dagen en spint naast de weinige overblijfselen een stevig, bruin cocon (278 3d g).

%LABEL% (%SOURCE%)