Mellinus arvensis

gewone vliegendoder

Lengte 7-14 mm, juli-oktober.

Kenmerken
Lichaam slank en opvallend glanzend. Eerste metasomale segment (achterlijf) steelvormig. Achterlijfssegmenten 2-5 met gele band, die bij segment 4 onderbroken is. Gezicht met gele U.

Voorkomen
Vaak op zeer kleinschalige, open, zandige tot lemige plekken. Lokaal talrijk, ook in stedelijke gebieden.

Levenswijze
De soort is als één van de laatste graafwespen soms nog tot ver in oktober te vinden. Ze graaft een ongeveer 30 cm diep nest, bij voorkeur in een talud. De wesp jaagt op zogenaamde hogere vliegen, vooral van de familie Muscidae. Net als de bijenwolf gebruikt ze haar prooien regelmatig voor de eigen suiker- en eiwitbehoefte. Daartoe worden ze gekneed en gemasseerd, totdat er vloeistof uit de zuigsnuit loopt wat opgelikt wordt.

%LABEL% (%SOURCE%)