wormkruidbij
Lengte 8-9 mm, juni-augustus.
Kenmerken
Kop en borststuk licht roodbruin behaard, achterlijf met dichte, witgrauwe haarbanden (290 3c g)(290 3b g).
Voorkomen
Bij voorkeur op zonnige, zandige of lemige steilwanden, b.v. in groeven, langs grindafgravingen of holle wegen. Algemeen in Nederland en Belgiƫ, maar in het westen zeldzamer.
Levenswijze
Vliegt uitsluitend op composieten, vooral boerenwormkruid. Nestelt in vrij harde leem- en zandwanden; nestgang tot 5 cm diep, min of meer horizontaal, soms met vertakte gangen. Vaak liggen honderden of zelfs duizenden nestopeningen dicht bij elkaar op klein oppervlak (290 3c g). Broedcellen bekleed met perkamentachtig laagje. Overwintering als larve in cocon.