heideringelrups
Spanwijdte vleugels 25-35 mm, juni-augustus
Kenmerken
Voorvleugels van het mannetje (370 1a g) geelbruin met donkere dwarsbanden, bij het vrouwtje donkerbruin met 2 lichte dwarslijnen. Beide seksen met donkerbruine achtervleugels.
Voorkomen
Lokaal op droge heidevelden, schrale (kalk)graslanden, zelden talrijk.
Levenswijze
Eieren worden in ringen om takjes gelegd en overwinteren. De jonge rupsen leven gezamenlijk in een dicht spinsel, maar in latere stadia verspreiden ze zich over de voedselplant. De volgroeide rups is blauwgrijs met zwarte en rode lengtestrepen (370 1b g). Voedselplanten: bij voorkeur op cypreswolfsmelk, maar ook op andere, kruidachtige planten.
Gelijkende soorten
De ringelrupsvlinder (Malacosoma neustria) heeft lichtere achtervleugels en is veel algemener, ook in stedelijke gebieden. Rups gregair op meidoorn, sleedoorn en vele andere loofbomen in bossen, tuinen, parken en boomgaarden.