grote ijsvogelvlinder
Spanwijdte vleugels 65-80 mm, mei-augustus
Kenmerken
Eén van de grootste dagvlinders van Europa. Bovenzijde vrouwtje donkerbruin met witte, rode en blauwe tekeningen (404 2a g); het mannetje met minder wit in de vleugels (404 2b g). Onderzijde roodbruin, soms met opvallende, witte band (404 2c g).
Voorkomen
Een soort van open bossen. In Zuid- en Oost-Nederland zeer plaatselijk en uiterst schaars, in de Belgische Ardennen weinig verspreid en iets minder zeldzaam.
Levenswijze
De soort vliegt dikwijls rond boomkruinen en is daarom niet makkelijk te observeren. Soms scholen de vlinders samen bij bepaalde bomen. Op warme, zomerse dagen vliegen zij ook lager en zijn dan zuigend op dierenuitwerpselen te vinden (404 2c g). De rups ontwikkelt zich op populieren, met name op de ratelpopulier (Populus tremula). Ze kruipt in de zomer uit een fijn gestekeld, groen ei en overwintert halfvolgroeid in een kunstig uit blad geconstrueerd hibernaculum tegen de twijgen (404 2d g). De volgroeide rups is olijfgroen en heeft 2 stekelige hoorns op de rugzijde achter de kop.