sierlijke witsnuitlibel
Spanwijdte vleugels 55-65 mm, mei-juli
Kenmerken
Achterlijf van het mannetje (058 6 g) blauw berijpt en naar achteren toe verdikt. Pterostigma en cerci wit.
Voorkomen
Soort met een oostelijke verspreiding. Matig voedselrijke vennen, bosplasjes en door bos omgeven moerassen. Uit Nederland en België verdwenen sinds ± 1970.
Levenswijze
Mannetjes zitten vaak op waterleliebladeren met het achterlijf omhoog
Gelijkende soorten
Bij de sterk gelijkende, vrij algemene venwitsnuitlibel (Leucorrhinia dubia) zijn de vlekken op het achterlijf iets kleiner.