gewone webspinner
Lengte 8-14 mm, januari-december
Kenmerken
Eerste segment van de tarsen van het eerste pootpaar opgezwollen als een soort bokshandschoentje. Zwartbruine, slanke, cilindervormig gebouwde, vleugelloze insecten (068 3a g). Jonge exemplaren (nimfen) duidelijk lichtbruin van kleur.
Voorkomen
Deze en een andere soort, Embia amadorae, komen wijd verspreid voor in het Middellandse Zeegebied, op zonnige, droge plaatsen. In de grond levend of onder stenen. Geen noordelijke populaties.
Levenswijze
In het blaasvormige bokshandschoentje liggen spinklieren, die in het eerste en tweede tarslid een stof afscheiden waarmee de webspinner ondergronds buisvormige gangen spint om in te wonen. Bovengronds is de vorm en de kleur van die witachtige spinselbuizen goed te zien bijvoorbeeld bij het lichten van een steen (068 3b g). Bij verstoring bewegen de dieren zich zeer behendig voorwaarts en weer terug en kunnen zo snel onder de grond wegvluchten. Webspinners leven vermoedelijk voornamelijk van allerlei op de grond gevallen plantendelen. De paring vindt vrij vroeg in het voorjaar plaats. Het mannetje grijpt daarbij het vrouwtje achter haar kop vast met zijn kaken, die er tangvormig uitzien. Het volwassen mannetje neemt geen voedsel meer op en sterft spoedig na de paring. Het vrouwtje leeft nog enige tijd samen met de jongen in haar spinselbuizen, totdat de jongen voor zichzelf beginnen te spinnen.