Bryodema tuberculata

Siberische klappersprinkhaan

Lengte 24,5-37 mm, juli-oktober

Kenmerken
Grote, gedrongen veldsprinkhaan. Achtervleugels rood met brede, zwarte zoom. Achterschenen vaak geel. Geen stridulatietandjes aan de achterpoten.

Voorkomen
Het centrum van het verspreidingsgebied ligt in Rusland, Mongolië en Noordoost-China. In West- en Midden-Europa kwam de soort zeer beperkt voor op warme, geïsoleerde vindplaatsen. In Noordwest-Europa is de soort zeer sterk achteruit gegaan en enige tientallen jaren uitgestorven in Jutland (Denemarken) en Noord-Duitsland; in Zuid-Duitsland komt hij nog zeer schaars voor langs grindrivieren in Beieren. Een waarneming in Nederland van een luidklapperende sprinkhaan van het Lutterzand bij Oldenzaal in 1906 wordt toegeschreven aan deze soort, vlakbij een voormalige vindplaats in Duitsland over de grens. In Nederland en België moet de soort worden beschouwd als uitgestorven.

Levenswijze
De sprinkhaan eet van allerlei planten. Het mannetje produceert geen roepzang, maar beide seksen (vooral het mannetje) kunnen wel metalig klapperend enkele meters boven de grond vliegen. Dit gedrag wordt vooral in de vroege ochtend en voor zonsondergang getoond. Als onderdeel van een spectaculaire balts vliegt het mannetje luid ratelend over het op de grond zittende vrouwtje. Hierbij wordt een enkele seconden lang snorrend geluid minuten lang herhaald. Dit geluid is tot op een afstand van 2 m hoorbaar ([link][sound][filename]bryodema.movBryodema tuberculata[/text][/sound][/link]).
De eieren worden niet in pakketten gelegd, maar los in de bodem gedeponeerd. Er is één generatie per jaar.

%LABEL% (%SOURCE%)