Lengte 15-30 mm, mei-september.
Kenmerken
Grote, non-metallische, matzwarte prachtkevers. Halsschild en dekschilden lichtgrijs beschubd. Een aantal identieke soorten.
Voorkomen
Wijd verspreid in boomgaarden en open, zeer warme terreinen in het Middellandse Zeegebied. Niet in Nederland en Belgiƫ.
Levenswijze
Larven ontwikkelen zich voornamelijk in oudere sleedoorns en andere Prunus-achtigen. Zij kunnen soms schadelijk zijn in de landbouw.