pyjamazweefvlieg
Spanwijdte 10-11 mm, januari-december.
Kenmerken
Relatief smal gebouwde zweefvlieg met metalig glanzend, koperkleurig borststuk met 3 grijze lengtestrepen, Achterlijf geel, segmenten 2-4 met zwarte achterrandbanden, het tweede met zwart kruis. De segmenten 3-4 bezitten nog een tweede smallere, centrale dwarsstreep die in het midden onderbroken is.
Voorkomen
In bijna alle biotopen zeer algemeen.
Levenswijze
Deze zweefvlieg ziet men vaak voor allerlei objecten stilstaan op één plek in de vlucht. De soort bezoekt regelmatig bloemen, vooral schermbloemigen. Het vrouwtje legt haar eieren bij bladluiskolonies. De larve (230 4b g) is tamelijk doorschijnend gekleurd, zodat delen van het vetweefsel te zien zijn, die een onregelmatig kleurpatroon vormen. Aan het einde draagt ze een donkere hoorn met daarin de ademhalingsopeningen. Zij voedt zich met bladluizen, die met de mondhaken worden gegrepen en uitgezogen. De verpopping vindt plaats in een flesvormig puparium (230 4c g).