dennenspinselbladwesp
Lengte 5-6 mm, mei-september.
Kenmerken
Kop en borststuk zwart met gele tekeningen; achterlijf in het midden geelrood en van voren en aan het einde zwart (niet afgebeeld).
Voorkomen
Op de zandgronden bij bosranden en jonge dennenbestanden; niet algemeen in Nederland en Belgiƫ.
Levenswijze
De larven leven solitair op jonge dennenbomen. De naalden aan een twijgje worden van boven naar onderen gegeten waarbij de larve zich verbergt en beschermt in een spinsel met vele keutels (246 5 g).
Gelijkende soorten
De larve van de sterk gelijkende sparrenspinselbladwesp, Cephalcia abietis leven op sparren, maar dan gezamenlijk bijeen op takken in een spinsel met keutels. Bij hoge dichtheden kunnen zij takken of hele bomen kaal vreten.