Dolichomitus imperator

Lengte 20-35 mm, juni-oktober.

Kenmerken
Een zeer grote, zwarte sluipwesp met een legboor die langer is dan het hele lichaam. Poten grotendeels rood, alleen de achterschenen en tarsen zijn zwart.

Voorkomen
Langs bosranden en boswegen niet zeldzaam in Nederland en België.

Levenswijze
De sluipwesp zoekt naar de aanwezigheid van de in hout levende boktorren en prachtkevers. De potentiële gastheer wordt eerst op de geur opgespoord (de fijne reukzin is gelegen in de voelsprieten). Vervolgens wordt legboor recht onder het lichaam geklapt en tussen de poten geplaatst. De tweedelige legboorschede hangt daarbij schuin naar achteren aan het achterlijf (250 1a g). De plek om te boren wordt met grote precisie gekozen waarbij de voelsprieten en de legboorpunt heel subtiel worden gecoördineerd. Vervolgens wordt er met de legboor diep in het hout geboord om de keverlarve eerst aan te steken en te verdoven en dan een ei te leggen (parasitering). Daarna wordt de legboor weer teruggetrokken. De sluipwesplarve ontwikkelt zich ten koste van de keverlarve en verpopt in de poppenwieg van de kever (250 1b g).

%LABEL% (%SOURCE%)