Lengte 3-5 mm, september-november.
Kenmerken
Kleine roodbruine sluipwesp met zwarte kop en zwarte uiteinden van de voelsprieten. Mannetje normaal gevleugeld, vrouwtje vleugelloos met uitstekende legboor (250 4 g).
Voorkomen
In vochtige bossen, niet algemeen.
Levenswijze
De larve van deze wesp ontwikkelt zich in een op het land levende kokerjuffer (=larve van de schietmot Enoicyla pusilla), maar mogelijk ook in vlinderrupsen in hetzelfde biotoop.