Smicromyrme rufipes

gewone mierwesp

Lengte 3-9 mm, mei-oktober.

Kenmerken
Vrouwtje (260 3 g) met roodbruine poten, voelsprieten en borststuk; kop en achterlijf zwart. Achterlijf met brede witte haarband. Mannetje meestal zwart met smalle, witte banden op het eind van het achterlijf en rood (soms zwart) borststuk.

Voorkomen
Op open zandige terreinen en lössbodems. In Nederland en België vrij algemeen op de zandgronden en in de duinen..

Levenswijze
Larven ontwikkelen zich in de nesten van verschillende soorten graafwespen.

%LABEL% (%SOURCE%)