Eumenus soort

urntjeswespen

Lengte 12-17 mm, mei-september.

Kenmerken
Zeer slanke, langgerekte plooivleugelwespen (Eumeninae). Borststuk bijna kogelrond, achterlijf opvallend lang en smal. Eerste metasomale segment slechts half zo breed als het tweede en als een lange kegelvormige steel van de rest van het metasoma (achterlijf) afgesnoerd (276 2a g). Lichaam zwart en rijkelijk geel getekend.

Voorkomen
Op zonnige, open plekken, ruderale terreinen, langs wegbermen, in zandgroeven en op heidevelden. In Nederland 4, in België 5 soorten.

Levenswijze
Urntjeswespen behoren tot een groep van leemwespen die prachtige, 1 cm grote broedcellen construeren van zand en leem, die afzonderlijk aan plantenstengels of in groepjes op vlakke substraten worden vastgehecht. De wesp draagt hiervoor met haar opvallend lange kaaktasters vochtige leembolletjes aan en vormt daaruit eerst een kogel- of urnvormig potje met kleine, kraagachtige opening (276 2b g). Daarna schuift ze haar achterlijfspunt naar binnen en hecht ze een gesteeld ei aan de celwand. Dan gaat zij op jacht en vangt enige rupsen, meestal spanrupsen, als voedsel voor haar nakomeling. Die worden één voor één door de nauwe opening naar binnen geschoven met behulp van de lange, pincetvormige kaken. Tenslotte wordt de kraag rond het nest afgebroken en met dat materiaal wordt het urntje afgesloten.

%LABEL% (%SOURCE%)