bosrankvlinder
Spanwijdte vleugels 12-16 mm, mei-augustus
Kenmerken
Lijkt in het eerste gezicht op een wespvlinder uit de familie Sesiidae. Voelsprieten bijna draadvormig. Vleugels roestbruin met een fijn patroon van zwarte en gele vlekjes. Op de voor- en achtervleugels loopt een band met grotere, doorzichtige vlekken, die in noordelijke populaties groter zijn dan in de zuidelijke. Lichaam vlekkerig bruinzwart. Achterlijf plotseling versmald en met twee witte dwarsbanden; de voorste veel smaller dan de achterste (340 8 g). De vleugels in rust laten het lichaam onbedekt, net als bij de wespvlinders.
Voorkomen
Op warme hellingen, langs bosranden, op muren en beschutte hooilanden, bergtuinen, meestal gebonden aan kalkgronden.
Midden-Europa en Zuid-Europa. Naar het noorden toe schaarser tot zeer schaars.
In Nederland zeer zeldzaam in Zuid-Limburg; zeldzaam in België, voornamelijk in het oosten.
Levenswijze
De vlinder schiet in de zon snel van bloem naar bloem. Hij leeft doorgaans zeer verborgen en wordt in het noorden meestal alleen bij zeer gerichte zoekacties waargenomen. De soort is in bepaalde gebieden tientallen jaren niet gezien. De zwak behaarde, groene rups leeft in juli en augustus op de bosrank (Clematis vitalba). Zij leeft in samengerolde jonge bladeren. De rups verpopt in een los spinsel op de bodem, aan takjes of in holle stengels. De pop overwintert en er is één generatie per jaar.