akelei-uil
Spanwijdte vleugels 36-42 mm, juni-augustus
Kenmerken
Borststuk met kuifachtig haarbosje, typisch voor vele uilen. Voorvleugels donkerbruin met paarsige gloed; tussen de twee ietwat onduidelijke dwarsbanden ligt in het veld naar de binnenrand een gouden zone, ook tussen de buitenste dwarsband en de vleugelzoom tot aan de vleugeltip een gouden veld (352 8a g). Achtervleugels grijzig wit zonder tekening met een iets verdonkerd middengebied.
Voorkomen
Rivieroevers met bossages, moerassige rietlanden, ook in hoogveengebieden, tuinen en parklandschappen.
Grote delen van Europa, meestal in vlaktes en laagland. Kan plaatselijk redelijk verspreid voorkomen, maar is op andere plaatsen juist zeer zeldzaam.
In Nederland en Belgiƫ niet algemeen, soms zeer zeldzaam en vooral in moerassige habitats te vinden en in Zuid-Limburg.
Levenswijze
De rups heeft maar 2 paar buikpoten (pseudopoda) plus naschuivers en beweegt zich voort als een spanrups door het lichaam beurtelings te krommen en het achterlijf bij te halen en dan weer te strekken (352 8a g). Ze is groen met witte tekeningen en dwarsstreping. Akelei (Aquilegia vulgaris), akeleiruit (Thalictrum aquilegifolium) en poelruit (T. flavum) vormen de voornaamste voedselplanten. De rups houdt zich op in schaduwrijke plekjes. Ze is te vinden vanaf augustus tot oktober en trekt zich dan terug voor de overwintering. Vanaf mei tot in juni voltooit zij haar ontwikkeling en verpopt in het late voorjaar of in de vroege zomer.