tijmblauwtje
Spanwijdte vleugels 28-38 mm, juni-augustus
Kenmerken
Bovenzijde mannetjes lichtblauw, vrouwtjes gedeeltelijk blauw met donkere stippen tot bijna egaal bruin (390 5 g). Door de grijsachtige onderzijde met blauwachtige bestuiving aan de basisis het tijmblauwtje goed te onderscheiden van overeenkomstige soorten.
Voorkomen
In (half)natuurlijke graslanden en heiden. In Nederland verdwenen, in Belgiƫ weinig verspreid en op veel plaatsen verdwenen.
Levenswijze
De eitjes worden afgezet op wilde tijm (390 5 g). De roze rups leeft in de eerste 3 stadia van de bloemetjes. In het vierde stadium lokt zij werksters van waardmieren aan (knoopmieren van het geslacht Myrmica) en laat zich naar het nest dragen. Daar leeft zij verder van mierenbroed dat zij krijgt in ruil voor afgescheiden suikerachtig kliervocht (een symbiotische relatie).