Aphantopus hyperantus

koevinkje

Spanwijdte vleugels 35-42 mm, juni-augustus

Kenmerken
Bovenzijde vleugels donkerbruin, bij het mannetje zonder oogvlekken, bij het vrouwtje met duidelijke oogvlekken (392 5a g). Onderzijde lichter bruin met 5 geel omrande oogvlekken (392 5b g).

Voorkomen
Langs bospaden met struwelen, halfnatuurlijke graslanden, grens- en pioniervegetaties. In Nederland en Belgiƫ sterk verspreid.

Levenswijze
Vroeger werd een aantal soorten vlinders met vink aangeduid. Het koevinkje hield zich op bij de rustplaatsen van vee. De vlinder opent alleen de vleugels bij koel, zonnig weer om zich op te warmen. De vrouwtjes zetten de eieren niet af op een plant, maar laten ze tijdens de vlucht in de vegetatie vallen, net als het dambordje. Het afgebeelde vrouwtje is net teruggekeerd van de eileg en er is nog een lichtgroen ei tussen de achtervleugels blijven kleven (392 5a g). De grijsbruine, duidelijk kort behaarde rups leeft op een aantal soorten grassen en zeggen.

%LABEL% (%SOURCE%)