kleine ijsvogelvlinder
Spanwijdte vleugels 45-52 mm, juni-augustus
Kenmerken
Bovenkant vleugels effen zwartbruin met witte band, die zich in de voorvleugel voortzet in een rij afzonderlijke vlekken (404 1a g). Onderzijde roodbruin met brede, witte en een iets blauwgroene bestuiving aan de basis (404 1d g).
Voorkomen
In het oosten en zuiden van Nederland en België tamelijk verspreid in open bossen, maar meestal schaars.
Levenswijze
De eieren worden één voor één gelegd op wilde en rode kamperfoelie (Lonicera periclymeum, L. xylosteum). De rups komt in augustus uit. Zij eet van de bladtoppen aan beide zijden van de hoofdnerf en verlengt deze door aan elkaar geplakte keutels (typisch vraatbeeld). De rups overwintert half volgroeid in een vrij hangend hibernaculum van een bladstukje aan een twijgje van de waardplant (404 1c g). In het voorjaar voltooit ze haar ontwikkeling en groeit uit tot een groene rups met bruine, gedoornde haarborstels en 2 opvallende uitgroeisels op de kop (404 1b g).