kleine weerschijnvlinder
Spanwijdte vleugels 65-74 mm, juni-september
Kenmerken
De kleine weerschijnvlinder is beslist geen kleine vlinder.
De vrouwtjes van de kleine weerschijnvlinder komen voor in twee kleurvarianten; een donkere met witte band die lijkt op de weerschijnvlinder en een lichtere met bruingele band met de basiskleur van de vleugels oranje (deze vorm heet clythie). De mannetjes vertonen een paarse weerschijn onder een bepaalde lichtval (404 5 g).
Voorkomen
De kleine weerschijnvlinder is een bewoner van open plekken in gemengde, vochtige, zomergroen loofbossen. Vaak worden ze aangetroffen in beboste rivierdalen en bij rivieroevers Met veel populieren en wilgen.
Een soort van Midden- en Zuidoost-Europa. Ontbreekt in Scandinavië, Groot-Brittannië, Ierland, Nederland, N-Duitsland en aan de kuststreken van veel landen rond de Middellandse Zee. In Portugal alleen in Minho, in Spanje beperkt tot het Cantabrisch Gebergte, Huesca, Catalonië en O-Pyreneeën, niet in Z-Italië, in Griekenland alleen in het noordwesten. Komt voor op een hoogt van 300 tot 1500m.
De soort is thans niet bedreigd in Europa.
In Nederland is de vlinder een zwerver die minder dan 30 keer is waargenomen, in Vlaanderen een dwaalgast, noordelijkste populatie van West-Europa in Wallonië kwetsbaar.
Levenswijze
De vlinders leven doorgaans in de boomkruinen, maar zitten ook graag bij poelen op de weg en op de mest van andere dieren. Tevens zuigen ze op rottend dierlijk en plantaardig afval. Met name de mannetjes kunnen door stinkende kaas worden aangelokt.
Het vrouwtje legt de eitjes op de bovenkanten van bladeren in halfschaduw en in de zon. Ze heeft een voorkeur voor minder vitale en vrij kleine bomen. De rups leeft op verschillende soorten populieren (Populus) en wilgen (Salix). Vaak zit zij op de middennerf van het blad, dat ze meer of minder symmetrisch aan beide kanten wegknaagt. Als halfvolgroeide rups overwintert ze op een zelfgesponnen kussen in de vork van een tak, bij de knoppen of op bladeren. In de lente gaat ze weer terug naar de verse knoppen en bladeren om daar te foerageren. De verpopping vindt plaats hangend aan de onderkant van een blad of tak. De kleine weerschijnvlinder brengt ten noorden van de Alpen en op hooggelegen locaties maar één generatie per jaar voort. In warme dalen en ten zuiden van de Alpen kunnen twee generaties vliegen.
Gelijkende soorten
Grote weerschijnvlinder (Apatura iris, [link][image][filename]44_3a_g2.jpg404 3a g[/l]) en oostelijke weerschijnvlinder (Apatura metis).