Classis Diplura

oerinsecten met voelsprieten

Kenmerken
Microscopisch kleine (2 mm) tot vrij lange (in Australië tot 50 mm), vleugelloze Hexapoda. Kop bijna rond tot langwerpig met een paar lange als een parelsnoer gesegmenteerde voelsprieten. Facetogen en ocellen afwezig. De monddelen liggen in het kopkapsel verzonken (entognaath).

Het borststuk bestaat uit 3 gescheiden segmenten die gelijk van grootte zijn. Ieder draagt een paar looppoten, elk met een enkel tarsaal segment en 2 klauwen. De thoracale segmenten missen pleurale suturen, een episternum en een epimeron. Het achterlijf bestaat uit 11 segmenten, de beide laatste segmenten zijn met elkaar vergroeid. De epiproct is gereduceerd, zodat er aan segment 11 er aan uiteinde van het lichaam maar 2 cerci aanwezig zijn. De cerci komen in twee verschillende verschijningsvormen voorkomen. In een aantal families zijn ze lang of kort en draadvormig gesegmenteerd, in andere families zijn ze krachtig, tangvormig ongesegmenteerd.
De achterlijfssegmenten dragen aan de buikzijde een paar uitstulpbare coxaalblaasjes die een rol spelen bij wateropname en ionentransport. Microscopisch kleine styli present aan de abdominale segmenten 1-7 of 2-7.

Kleur: meestal wit (geen pigment), soms lichtbruin.

Voorkomen
Wereldwijd verspreid, vooral in warme of tropische klimaten in niet al te droge streken.

Habitat
Bodembewoners van vochtige bodems, meestal in de bovenste laag. Diplura leven in mos, onder stenen en objecten. Sommige soorten leven in grotten. Er zijn ook holbewoners die in zelf gegraven netwerken van holletjes verblijven.

Levenswijze en voortplanting
Diplura met draadvormige cerci voeden zich met sappen van schimmeldraden, net als Protura, maar ook met organische resten en dode of levende plantendelen, terwijl de groep met tangvormige aanhangsels over het algemeen actief jagende rovers zijn, die van andere oerinsecten en/of andere kleine bodem bewonende dieren leven. De rovers lokaliseren hun prooi met behulp van de antennen, bijten ze en buigen het achterlijf als een schorpioen en pakken ze vervolgens beet met de tang aan het achterlijf. De prooi wordt heen en weer gesleept tot hij dood is.

De spermaoverdracht is indirect. De mannetjes produceren een aantal spermadruppels op steeltjes (spermatoforen op de grond. Rondlopende vrouwtjes worden aangetrokken en/of herkennen deze structuren en nemen ze op in hun spleetvormige genitaalopening.

Voor de eileg graaft het vrouwtje gaatjes in de grond. De eieren worden tot eiballetjes verenigd. De vrouwtjes van het genus Campodea hangen de eiballetjes op aan een spinseldraadje in het holletje. Japix-vrouwtjes vertonen broedzorg en bewaken de eiballen en de uitgekomen nimfen.
Het precieze aantal vervellingen is van geen enkele soort bekend, maar de Campodea-soorten vervellen wel 30 keer in hun leven. Zij zijn dan al lang geslachtsrijp. De afgeworpen exuviae bevatten nog veel voedingsstoffen en worden dan ook geconsumeerd. Verloren of afgeworpen lichaamsaanhangsels regenereren na iedere vervelling.

Levensverwachting voor de meeste soorten: enige jaren.

Systematiek
De Diplura werden vroeger samen met de Thysanura (= Archaeognata + Zygentoma) tot één orde gerekend, maar zijn van de genoemde groepen afgescheiden door de bouw van de monddelen. Ze worden nu als een klasse binnen de superklasse Hexapoda beschouwd.

De Diplura zijn ongetwijfeld een zeer oude groep, maar is geen directe voorouder van enige andere, bekende groep insecten. Waarschijnlijk staan ze in oorsprong het dichtst bij een of andere voorouder van de insecten of andere groep uit het fylum Mandibulata. Een aantal kenmerken hebben ze gemeenschappelijk met de duizendpoten (klasse Chilopoda). Er zijn enkele fossielen bekend uit het Carboon (345-280 miljoen jaar geleden), maar fossielen zijn doorgaans erg zeldzaam. De klasse kent een aantal afgeleide kenmerken als de afwezigheid van ogen en een tentorium en de unieke musculatuur van de poten. De eerste twee kenmerken hangen samen met de ondergrondse levenswijze en zijn reducties. De poten hebben een spierstructuur die niet bij andere insectachtige dieren voorkomt: om de poten te buigen trekken de spieren zich samen rond een centraal draaipunt.

De klasse Diplura kent geen ordes. Wereldwijd zijn er een kleine 800 soorten beschreven in 9 families. Daar behoort naar schatting 60% van de recente vertegenwoordigers bij. In Midden- en West-Europa komen er maar 15 soorten voor.

%LABEL% (%SOURCE%)