Ordo Plecoptera

steenvliegen

Kenmerken
Kleine tot middelgrote (6-30 mm lange) insecten met bijtende monddelen (vaak sterk gereduceerd), kop meestal afgeplat met kleine facetogen aan de zijkanten en twee vrij lange voelsprieten. Twee paar vliesvormige vleugels met grof adernetwerk worden in rust plat over of soms om het achterlijf gevouwen waarbij de achtervleugels geplooid onder de voorvleugels komen te liggen. De vleugels hebben geen koppelapparaat. Abdomen meestal met een paar lange, gesegmenteerde cerci (2 staarten).

Kleur: somber bruin en geel, soms met gele of geelrode en groene tekening

Larven ontwikkelen zich in stromend water. Hun lichaam is sterk aangepast aan stromend. Ze zijn herkenbaar aan een paar lange, gelede voelsprieten en cerci.

Voorkomen
Wereldwijd. Bijna alle soorten komen voor in berg- of heuvelachtige streken, gebonden aan stromend water.

Habitat
Langs rivier- en beekoevers. Veel soorten steenvliegen houden zich als volwassen dier in de oevervegetatie op, maar ook op stenen (vandaar de naam). De nimfen van de meeste soorten leven vooral in stromend of turbulent, koel water met een hoge zuurstofconcentratie.

Levenswijze en voortplanting
De meeste steenvliegen zijn als volwassen dieren nogal inactief en trage, moeizame vliegers. Ze bewegen zich zelden ver van de waterkant. De beide seksen lokaliseren elkaar door soortspecifiek te drummen op het substraat. De grote soorten nemen meestal geen voedsel tot zich, de kleinere soorten likken vocht op van planten en stenen en leven mogelijk ook van honingdauw, bladschimmels of zoete afscheidingen van bladeren. De monddelen zijn vaak sterk gereduceerd.

Voor de eileg steekt het vrouwtje haar achterlijf in het water. De eieren worden in pakketten van 100 tot 400 stuks in het water gelegd en vallen dan spoedig uiteen. De fecunditeit is vrij hoog, want er kunnen wel 1000 eieren worden gelegd. Ze komen na 3-4 weken uit. De nimfen ontwikkelen zich meestal in 1, maar soms wel in 2-3 jaar en maken gemiddeld 10-11 stadia door, soms veel minder (6), soms veel meer (33). De meeste nimfen van de grote soorten zijn carnivoren en leven van andere waterdieren. De jonge nimfen en de nimfen van kleine soorten leven meest van plantenafval en detritus. Nimfen hebben huidademhaling en een gesloten tracheesysteem. Vooral de grote soorten hebben nog draadvormige tracheekieuwborstels, meestal aan het borststuk. De nimfen kruipen het water om te vervellen als adulten en leven dan vrij kort, 7-35 dagen. De paring vindt plaats snel na het uitkomen. De meeste steenvliegen vliegen in het voorjaar en in de zomer, maar er zijn er ook die als adult in de herfst of zelfs in de winter leven. Sommige zijn het hele jaar door actief. Een aantal soorten laat zich onderscheiden op seizoensvorm en kleuring. Wintersoorten kennen zelfs een zomerdiapauze als ei van 3-6 maanden.

Steenvliegen zijn bij uitstek goede indicatoren voor de waterkwaliteit. Oecologisch spelen ze een belangrijke rol in de dynamiek van levensgemeenschappen in kwetsbare, schone, heldere bergbeken.

Systematiek
De Plecoptera zijn de meest oorspronkelijke nog levende Neoptera. Fossiel zijn ze bekend uit het Perm (280-195 miljoen jaar geleden). Fylogenetisch staan de steenvliegen dicht bij de orthopteroïde groep insecten als de kakkerlakken, sprinkhanen en krekels. Eveneens een oude groep. Dat de nimfen in het water leven is een afgeleid kenmerk, dat bij de andere orthopteroïden niet voorkomt.

In de Plecoptera worden twee onderordes onderscheiden de Antarctoperlaria en de Arctoperlaria. De Antarctoperlaria tellen 4 families die alleen op het zuidelijk halfrond voorkomen. Wereldwijd meer dan 2000 soorten beschreven; in Midden en West-Europa ongeveer 110 soorten.

Behandelde taxa
Familie Chloroperlidae
Chloroperla tripunctata
Familie Leuctridae
Leuctra soort
Familie Nemouridae
Nemoura soort
Protonemura soort
Familie Perlidae
Dinocras cephalotes
Perla marginata
Familie Perlodidae
Isoperla soort
Perlodes soort
Familie Taeniopterygidae
Brachyptera seticornis

%LABEL% (%SOURCE%)