bosbeekjuffer
Spanwijdte vleugels 60-70 mm, mei-augustus
Kenmerken
Mannetjes met geheel donkerblauwe vleugels en groene tot blauwe glans bij de vrouwtjes (042 1b g) doorschijnend bruinig. De 3 kieuwbladen van de nimf (042 1c g) zijn even breed en in het midden vaak met een lichte band getekend.
Voorkomen
Overwegend langs kleine, snel stromende, zuurstofrijke beken en bij de bovenloop van riviertjes. Kan regelmatig met de weidebeekjuffer samen worden aangetroffen. In vrijwel geheel Europa. In Nederland snel achteruitgaand door biotoopvernietiging vrij zeldzaam in Brabant, zeer zeldzaam in Limburg en de Achterhoek, op de Veluwe verdwenen. In de Ardennen vrij algemeen.
Levenswijze
Het mannetje heeft een territorium langs de waterkant, dat hij tegen andere mannetjes verdedigt. Bij de balts presenteert het mannetje de onderkant van zijn donkerrode achterlijfspunt aan een passerend vrouwtje door de laatste segmenten (8-10) iets omhoog te buigen. Zo probeert hij met dit “lantaarntje” de aandacht te trekken van een paringsbereid vrouwtje.
Na de paring zet het vrouwtje haar eieren af met haar mesvormige legboor in drijvende waterplanten (042 1b g) in het territorium van het mannetje, daarbij begeeft zij zich zo nu en dan zelf ook geheel onder het wateroppervlak. Het mannetje houdt daarbij de wacht zittend op zijn uitkijkpost. De vrij grote, opvallend slank gebouwde larve is overwegend nachtactief en houdt zich vrij diep onder water in de oevervegetatie op. De ontwikkeling tot volwassen insect duurt zeker 2 jaar.