Platycnemis pennipes

blauwe breedscheenjuffer

Spanwijdte vleugels 40-75 mm, mei-september

Kenmerken
Als enige, inheemse soort in Nederland en België van deze familie nauwelijks met een andere juffer te verwisselen door de typische, afgeplatte schenen en de dubbele schoudernaadstreep (046 1d g). Kieuwplaten van de nimf (046 1c g) zetten zich aan het einde voort in een draadvormige structuur.

Voorkomen
Langzaam stromende, plantenrijke beken en rivieren. In Nederland ook bekend van zuurstofrijke plassen, zoals zandafgravingen. In België en Zuid-Nederland vrij algemeen, naar het noorden toe zeldzamer.

Levenswijze
Na de paring (046 1a g) blijft het mannetje met zijn achterlijfstangen achter de kop van het vrouwtje verankerd. Het paar begeeft zich zo in “tandempositie” naar een plek voor de eileg. Het vrouwtje gaat op drijvende delen van waterplanten of op boven het water uitstekende planten zitten en boort haar eieren in plantenweefsel met haar legboor. Het mannetje staat daarbij met zijn stijve achterlijf rechtop en houdt zo de omgeving in de gaten. Bij gevaar brengt hij hun in veiligheid door weg te vliegen. Op gunstige plaatsen kan men paartjes gezamenlijk bij het eileggen waarnemen (046 1b g).

Gelijkende soorten
Bij de mediterrane witte breedscheenjuffer (Platycnemis latipes) zijn de schenen, vooral bij het mannetje, nog sterker verbreed. De kleur is opvallend wittig, te vergelijken met nog niet uitgekleurde blauwe breedscheenjuffers.

%LABEL% (%SOURCE%)