Cordulegaster bidentata

zuidelijke bronlibel

Spanwijdte vleugels 85-100 mm, juni-augustus

Kenmerken
Middelste achterlijfssegmenten 4-8 alleen met twee grote gele vlekken (052 4a g). Nimf met dobbelsteenvormige kop, ogen als speldenknopjes en een sigaarvormig lichaam (052 4b g) geen zijdoornen aan het achterlijf in tegenstelling tot de nimf van Cordulegaster boltonii, die wel korte zijdoornen aan de achterste segmenten heeft.

Voorkomen
Bij schone, meestal zeer kleine bronbeekjes en bronnen in de kalkrijke gebieden van middelgebergten en de Alpen. Overwegend zuidelijke soort. Ontbreekt in Nederland. In Belgiƫ zeer zeldzaam in de Ardennen.

Levenswijze
De nimf graaft zich tot op de kleine speldenkopoogjes en de achterlijfspunt na in de zandige bodem in (052 4c g) en voedt zich over het algemeen met vlokreeftjes in de beek. De ontwikkeling tot libel kan wel 5 jaar duren.

%LABEL% (%SOURCE%)