Lengte 9-14 mm, januari-december
Kenmerken
Aan de gele vlekken op de voorvleugels makkelijk te herkennen. Mannetjes (064 5a g) met driedimensionale gebogen tangen.
Voorkomen
Komt voor boven de boomgrens midden in de Alpen. Aldaar lokaal algemeen. In Duitsland verdwenen. Niet in Belgiƫ en Nederland.
Levenswijze
Deze soort vertoont een nog verder ontwikkelde vorm van broedzorg dan de gewone oorworm. Vaak al zeer vroeg in het voorjaar, als het in de bergen nog winter is, legt het vrouwtje haar eieren onder een vlakke, ca. 30 cm. grote steen in een kuiltje met platte bodem (064 5b g). De eieren worden goed verzorgd. Zodra de jongen zijn uitgekomen verzamelt de moeder vooral jonge, malse plantendelen (van de bloeiwijzen) van de planten in de buurt en biedt dat aan de jongen aan als eerste voedsel (064 5c g). Daarna wordt er nog een aantal keer stevigere kost gehaald, totdat het nest uiteen valt.