Gryllotalpa gryllotalpa

veenmol

Lengte 35-50 mm, januari-december

Kenmerken
Onmiskenbaar door zijn grootte en door de karakteristieke graafpoten. Groot halsschild en lange cerci aan het achterlijf.

Voorkomen
In tamelijk vochtige, zandige of lemige bodems. Ook in landbouwgebieden en in tuinen. Was algemeen in Europa. Plaatselijk in het zuiden en westen van Nederland, inclusief Texel, bekend van niet al te natte, veengronden. Heeft doorgaans erg te leiden van bestrijdingsacties.

Levenswijze
De veenmol leeft in zelf gegraven holen in de grond en voedt zich zowel met dierlijk als met plantaardig voedsel, zoals insectenlarven en plantenwortels. Hij kan in moestuinen schadelijk zijn. Het vrouwtje verzorgt haar eieren en bewaakt haar jongen nog enige tijd. Semivoltien.

%LABEL% (%SOURCE%)