kleine goudsprinkhaan
Lengte 13-26 mm, juli-september
Kenmerken
Beide seksen groen metallisch glanzend. Mannetjes met ongeveer tot het midden van het achterlijf reikende vleugels, vrouwtjes (088 2 g) met schubachtig, roze vleugelstompjes. Regelmatig treden er vrouwtjes op met volledig ontwikkelde vleugels, die in hun uiterlijk sterk van de normatieve vormen afwijken.
Voorkomen
Vooral in vochtig grasland of op wat drogere, maar dan wel goed begroeide kalkgraslanden. In Zuid-Duitsland algemener dan Chrysochraon dispar naar het noorden toe zeldzaam. In Belgiƫ uitsluitend in de zuidelijke provincie Lotharingen. Niet in Nederland.
Levenswijze
Ook deze soort legt haar eieren niet in de grond, maar tussen samengevouwen bladeren van grassen en andere planten. De later bruin geworden eipakketten bevatten dikwijls 5 tot 6 eieren. Het niet in de grond leggen moet als een aanpassing (tegen schimmelinfecties) in een vochtige omgeving worden beschouwd.