Hout- en stofluizen
Kenmerken
Psocoptera hebben een grote, brede kop met bijtende, vooruitstekende monddelen. Het zijn over het algemeen kleine, hemimetabole insecten, met een lengte tot ongeveer 5 mm; er zijn enkele, minuscuul kleine soorten en een paar grote soorten van meer dan 10 mm.
De kop is erg 'mobiel' en kan via de nek goed draaien. Dit is mogelijk een aanpassing om al stampend op een substraat tikkende geluiden te produceren om contact te maken met soortgenoten of een territorium af te bakenen. Het postclypeus is vaak opgebold en goed ontwikkeld. De antennen zijn lang en draadvormig. Het aantal antennale segmenten is een hoofdkenmerk bij de diagnose van onderordes (zie systematiek en classificatie).
De vleugels, indien aanwezig, zijn ongelijk in grootte en hebben een kenmerkende adering, maar die is in sommige families sterk gereduceerd. De vleugelcellen zijn belangrijk voor de determinatie, in het bijzonder het pterostigma aan de voorrand en de areola postica aan de achterrand van de voorvleugel. De areola postica is bij sommige families absent. De vleugels worden in rust als een dakje opgevouwen.
Alle soorten hebben vrij lange looppoten. De dijen zijn in sommige taxa sterk verdikt, maar de insecten springen niet. Tarsen 2- of 3-ledig.
Psocoptera lijken op het eerste gezicht erg veel op bladvlooien (Psyllina) en komen bovendien in eenzelfde soort habitat voor. Echter bladvlooien hebben een zuigsnuit en kunnen goed springen.
Voorkomen en habitat
Stof- en houtluizen komen wereldwijd voor. Toch zijn er maar ruim 2000 beschreven en in Midden-Europa worden 90 soorten gevonden. Ongetwijfeld wachten nog veel soorten op hun ontdekking en beschrijving.
Psocoptera zijn van oorsprong vooral schors- en bladbewoners; ze komen ook op rotspartijen voor en een groot aantal soorten zijn cultuurvolgers en komen in gebouwen voor, vooral in woonkamers, keukens, bij aquaria en in het bijzonder in bibliotheken en archieven.
Levenswijze en voortplanting
Hout- en stofluizen zijn meestal omnivoor en leven onder andere van stuifmeel en schimmelsporen en op schors levende algen en korstmossen. De in huis levende soorten leven graag van zetmeel houdend materiaal, maar kunnen ook boeken en voorraadproducten aantasten. Bij grote aantallen kunnen ze daarom schadelijk zijn. Ook droge insectenverzamelingen kunnen worden aangetast.
Psocoptera leven graag in grote groepen en soortgenoten trekken elkaar aan door middel van aggregatielokstoffen en mogelijk ook door geluid te maken. Veel soorten maken een zacht, doch soms opmerkelijk goed hoorbaar geluid door met het lichaam en de kop heftig op een substraat te tikken. Sommige soorten leven in groepjes bij elkaar in zelf gesponnen webjes.
Vrij levende soorten overwinteren in Europa in alle stadia. De nimfale stadia lijken sterk op de adulten. Er zijn vaak meerdere generaties per jaar en de leeftijdscohorten overlappen elkaar sterk.
Parthenogenese komt algemeen voor en bij sommige soorten zijn de mannetjes zeer zeldzaam of zelfs geheel onbekend.
Systematiek
Binnen de Psocoptera worden 35 families onderscheiden, die in 3 onderordes kunnen worden ondergebracht. De onderordes worden onder andere gekenmerkt door het aantal segmenten in de voelsprieten. De status van de onderordes is echter tegenwoordig omstreden, omdat de diagnose aan duidelijkheid heeft ingeboet.
De Psocoptera zijn fossiel bekend uit het Onder-Perm (280-251 miljoen jaar geleden) en ze worden als de naaste verwanten gezien van de parasitair levende dierluizen (Phthiraptera). Met name de familie Liposcelidae heeft veel kenmerken met de dierluizen gemeenschappelijk.
Behandelde taxa
Onderorde Eupsocida
Familie Psocidae (houtluizen)
Loensia fasciata (houtluis)
Familie Mesopsocidae
Mesopsocus unipunctatus (houtluis)
Onderorde Troctomorpha
Familie Liposcelidae
Liposcelis soort (houtluis)
Onderorde Trogiomorpha
Familie Trogiidae (stofluizen)
Lepinotus patruelis (stofluis)