Copium teucrii

Lengte 2,5-3 mm, juli-mei

Kenmerken
Door de zwarte, sterk verdikte, knopvormige voelsprieten een onmiskenbare soort netwants (familie Tingidae). Roodbruine ogen. Lichaam van voren grijs, vleugels meest bruin.

Voorkomen
Op licht begroeide, stenige berghellingen waar de berggamander (Teucrium montanum) voorkomt. Zuidelijke soort, niet algemeen. Niet in Nederland.

Levenswijze
De soort ontwikkelt zich verborgen in vergalde bloemknoppen van de waardplant (106 4b g). In de vroege zomer vindt men daarin de nimfen, vanaf midden juli verschijnen de volwassen dieren. Door de zo kenmerkende gallen in de bloeiwijze van de planten kan men de aanwezigheid van de wants snel vaststellen.

%LABEL% (%SOURCE%)