Lengte 6-9 mm, juni-oktober
Kenmerken
Duidelijk tweekleurig: vrouwtje (118 2a g) groen, mannetje meestal met paarsbruine vleugels. Kopschild van voren geel, van achteren donkergroen.
Voorkomen
Algemeen langs vochtige bosranden en op moerassige terreinen met biezen.
Levenswijze
De soort overwintert als ei en produceert in een seizoen 1 tot 2 nieuwe generaties. De licht geelbruine nimf is met 3 brede, donkergrijze lengtestrepen getekend. Hij vervelt zittend op een plantenstengel tot volwassen cicade (118 2b g) en dat is in de zomer vaak waar te nemen.