Ordo Raphidioptera

kameelhalsvliegen

Kenmerken
Kameelhalsvliegen zijn gemakkelijk te herkennen aan hun 'lange, beweeglijke nek' (de prothorax), waardoor de kop boven het lichaam kan worden gehouden.
De kop heeft vooruitstekende, bijtende monddelen, groenig oplichtende facetogen en 3 of zonder ocellen en lange, draadvormige antennen die bestaan uit 35-75 segmenten.
Op de lange prothorax steekt de kop ver vooruit en de indruk van een lange nek wordt nog eens versterkt doordat de voorpoten onder de prothorax zijn ingeplant. De beide vleugels worden in rust dakvormig opgevouwen boven het abdomen. Het vrij grove adernetwerk doet sterk denken aan andere leden van de superorde Neuropteroida, de orde Megaloptera en de orde Planipennia. Voor- en achtervleugel lijken erg op elkaar.
Vrouwtjes hebben een lange, soepel te manoeuvreren legboor.
Adulte kameelhalsvliegen zijn meestal zwart tot heel donkerbruin van kleur, vaak met een metaalkleurige glans (ook in de groenige ogen aanwezig) en doorzichtige vleugels.

De larven zijn slank en zeer beweeglijk. Het laatste achterlijfssegment wordt bij het lopen telkens naar onderen bewogen en dient als een extra voet ter ondersteuning van het lijf; de larve kan bovendien een deel van de endeldarm uitstulpen en dit als een hechtorgaan gebruiken.
De verpopping vindt plaats in een zijden cocon. De pop is een pupa libera en is zeer beweeglijk; voor het uitkomen kan de pop de popkamer in de schors verlaten en naar een gunstige plaats kruipen om uit te komen.

Voorkomen en habitat
De Raphidioptera vormen een heel kleine orde met wereldwijd maar 130 beschreven soorten. In Midden-Europa komen er ongeveer 15 soorten voor. In de Belgiƫ en Nederland blijven zij beperkt tot circa 10 soorten.
Het soortenrijkst zijn zij in subtropische gebieden. Zuidelijk komen ze voor tot in Zuid-Mexico en Taiwan. Ook noordelijk zijn ze met enkele soorten vertegenwoordigd tot binnen de poolcirkel, bijvoorbeeld in Lapland.
Kameelhalsvliegen komen vooral in bomen voor op schors, takken en bladeren, soms ook op hoog wordende kruidachtige planten en struiken. Kameelhalsvliegen komen zelden in grote aantallen voor. Het zijn zwakke vliegers, die zich niet makkelijk over grote afstanden zullen verspreiden.

Levenswijze en voortplanting
Raphidioptera zijn carnivoren. De imago's van de Europese soorten voeden zich vooral met bladluizen, ook typische fauna-elementen van het noordelijk halfrond. Ook andere kleine insecten en spinnetjes staan op het menu.
Vrouwtjes manoeuvreren hun soepele legboor tussen de schors om de eieren af te zetten. Vaak produceren zij hoopjes eieren. De larven leven meestal onder en tussen schors en dood hout en voeden zich met allerlei insecten, met name de larven van schorskevers. De ontwikkeling is niet snel en neemt 1,5 tot 2 jaar in beslag. Meestal wordt er dus twee maal overwinterd als larve.

Systematiek
De Raphidiopteren behoren tot de superorde Neuropteroida (vroeger orde Neuroptera) samen met de orde Megaloptera en de orde Planipennia. Er worden 2 families onderscheiden: de Raphidiidae met ocellen en de Inocelliidae zonder ocellen.
Vermoedelijk vormen de Raphidioptera een vroege afsplitsing van een terrestisch levende, Neuropteroide voorouder. Fossiel zijn ze echter pas met zeker bekend uit de Jura (195-141 miljoen jaar geleden), want de fossielen uit het Boven-Perm (280-230 miljoen jaar geleden) zijn niet onomstreden.

Behandelde taxa
Familie Raphididae (kameelhalsvliegen)
Raphidia soort (kameelhalsvliegen)

%LABEL% (%SOURCE%)