Chrysoperla carnea

goudoogje

Spanwijdte vleugels 15-30 mm, januari-december

Kenmerken
Teer gebouwd, meestal lichtgroen gekleurde gaasvlieg. De vleugels hebben een dicht groen adernet de hoofdaderen zijn in gaasvliegen gereduceerd. De facetogen lijken op speldenknopjes met alle kleuren van de regenboog (128 1c g).

Voorkomen
In velerlei typen biotopen bijna overal algemeen.

Levenswijze
Gaasvliegen van het geslacht Chrysoperla voeden zich met stuifmeel, nectar en honingdauw (zoete afscheiding van blad- en schildluizen), maar ook met de bladluizen zelf. Zij zijn meestal nachtactief en houden zich overdag stil aan de onderzijde van takjes en blaadjes. In de herfst verkleurt het goudoogje, die als volwassen dier overwintert van groen naar bruin (128 1b g[/text][/image][/link], [link][image][filename]128_1c_g.jpg128 1c g) en zoekt een overwinteringsplaats in gaatjes, onder boomschors en in gebouwen. Na de overwintering gaan de bruine dieren tot de voortplanting over. Voor de paring worden met het achterlijf ritmische golfbewegingen gemaakt zonder daarbij de ondergrond (blad) te raken. Er worden zo vibrerende geluiden gegenereerd. De vibraties worden door een partner waargenomen en op gelijke wijze beantwoord. De vibraties vormen in Chrysoperla soortspecifieke patronen. De verschillende soorten van dit geslacht kunnen tegenwoordig met behulp van moderne detectiemethoden op geluid onderscheiden worden. Na de paring worden de eitjes in rijen afgezet. Ieder ei staat op een steeltje dat aan een blad wordt bevestigd (128 1d g). De eieren worden vaak in de nabijheid van bladluiskolonies gedeponeerd lang geleden zijn de eieren eens beschreven als paddenstoeltjes bij bladluizen. Na het uitkomen moeten de larven langs de eisteel naar beneden kruipen om op het blad terecht te komen. De larven voeden zich voornamelijk met bladluizen, die met de lange zuigkaken worden gegrepen, dan omhoog getild en vervolgens uitgezogen. Voor de verpopping spinnen de larven kogelronde cocons. Het cocon wordt heel typisch met behulp van spinklieren aan het uiteinde van het achterlijf gesponnen. Gaasvlieglarven behoren samen met lieveheersbeestjes, bladluissluipwespen en zweegvlieglarven tot de belangrijkste, natuurlijke vijanden van bladluizen, die alle tezamen bladluisplagen in de tuin kunnen tegengaan (biologische bestrijding). Sommige soorten gaasvliegen kunnen in de zomermaanden meerdere generaties voortbrengen (multivoltien), anderen zijn univoltien.

Gelijkende soorten
Het geslacht Chrysoperla vormt een complex van 4 soorten, die zich onder andere door de vleugeladering van de nauwverwante Chrysopa soorten laten onderscheiden. De soorten verschillen in levenswijzen, onder andere doordat de volwassenen dieren niet altijd als bruin verkleurde gaasvliegen overwinteren, maar als larve in een cocon en dan gewoon als groene gaasvliegen in het voorjaar ontpoppen.

%LABEL% (%SOURCE%)