Libelloides coccajus

Spanwijdte vleugels 42-55 mm, mei-juli

Kenmerken
Voorvleugels aan de basis lichtgeel (zelden wit) en zwart gevlekt, naar de rand toe transparant met een zwart adernet. Achtervleugels basaal zwart met geelzwart gevlekt centraal deel. Mannetje met gebogen achterlijfstangen (134 1a g).

Voorkomen
Op warme, stenige berghellingen. Niet zeldzaam in het zuiden. In het noorden zeldzaam: enige geïsoleerde populaties tot aan Parijs en in het Maindal (Duitsland).

Levenswijze
Een zeer opvallende soort die bij warmte en zonneschijn uitgesproken dagactief is. De dieren glijden in een elegante zwiervlucht langdurig vaak wel 5 tot 9 meter boven de vegetatie en jagen op kleine, vliegende insecten op een manier die doet denken aan libellen. Van tijd tot tijd rusten zij uit op een halm en richten daarbij hun vleugels naar de zon. Zij blijven echter alert en vliegen bij de geringste verstoring weer op. Zodra er een wolk voor de zon verschijnt, verandert hun gedrag: de vleugels worden dan dakvormig over het achterlijf gevouwen en ze blijven dan bijna onverstoorbaar stilzitten. Als men de halm plukt om het dier te fotograferen blijft hij gewoon zitten, maar zorgt wel dat hij voor onze blik enigszins verborgen blijft door steeds met zijn lichaam van ons af te gaan zitten als men de halm een slag draait (134 1b g).

%LABEL% (%SOURCE%)