Libelloides longicornis

Spanwijdte vleugels 38-58 mm, juni-augustus

Kenmerken
Voor- en achtervleugel vertonen een geel tot goudkleurig net van aderen. De zwarte basale vlek van de achtervleugel stopt duidelijk voor de anale hoek (134 2a g).

Voorkomen
In dezelfde biotopen als Libelloides coccajus, maar prefereert nog warmere plekjes. Soort met een typische zuidwestelijke verspreiding noordelijk zeer zeldzaam tot in Zuidwest-Duitsland (Kaiserstuhl).

Levenswijze
Libelloides longicornis en Libelloides coccajus komen in Duitsland bijna nergens op dezelfde plaatsen voor en zover dat wel het geval is zijn de beide soorten gescheiden door hun verschillende vliegtijden: L. longicornis vliegt pas vanaf eind juni, wanneer Libelloides coccajus al vrijwel verdwenen is. Al meer dan honderd jaar geleden zijn er in Zwitserland (Wallis) kruisingen tussen beide soorten beschreven, terwijl er toch duidelijke verschillen bestaan in het gedrag in het veld. Zo vouwt Libelloides longicornis de vleugels enige seconden na de landing op een grashalm dakvormig op waar Libelloides coccajus ze meestal schuin geopend laat. Alleen bij koeler weer kan men L. longicornis midden op de dag wel eens zien zonnebaden. De paring vindt meestal plaats in de late ochtend na het opwarmen in de ochtendzon (134 2b g). Een paartje vindt elkaar in de lucht, nadat ze wat om elkaar heen hebben gevlogen, alsof ze een gevecht willen aangaan. Dan grijpt het mannetje het vrouwtje met de achterlijfstangen en dalen beide gekoppeld af in de vegetatie. De witachtige eieren worden meestal dicht tegen elkaar gelegd op een plantenstengel in een dubbele rij.

%LABEL% (%SOURCE%)