Cicindela campestris

groene zandloopkever

Lengte 10-18 mm, maart-oktober.

Kenmerken
Dekschilden groen tot blauwgroen van kleur met witte vlekken. Een opvallende vlek vlak achter het midden op ieder dekschild.

Voorkomen
Palearctische verspreiding, algemeen op losse zandige bodem, vaak op boswegen, in de duinen en op de heide.

Levenswijze
De kever is zeer alert en vliegt telkens een stukje verder zodra hij te dicht wordt benaderd. De soort voedt zich met andere insecten en vangt ze razendsnel met de kaken waarna ze aan stukken worden gebeten (136 1b g). De larven leven in 3-4 diamm brede, loodrecht naar beneden lopende aardholen. Meestal worden er meerdere holletjes dicht bij elkaar gevonden, die zijn te herkennen aan de gladde rand. De larve heeft een van boven gezien afgeplatte, halfcirkelvormige kop en een gelijkvormig halsschild. Tezamen vergrendelen zij de ingang van het holletje. Bij gevaar laat de larve zich direct naar beneden vallen, maar kruipt na een tijdje weer naar boven (136 1c g). Om langs de steile wand omhoog te komen gebruiken zij een steunorgaan op de rugzijde van het achterlijf (136 1d g). Boven in het holletje loert de larve op een langs komende prooi, bijvoorbeeld een mier, die zij in een bliksemsnelle uitval grijpt met de kaken.

%LABEL% (%SOURCE%)