Acilius sulcatus

gegroefde haarwaterroofkever

Lengte 15-18 mm, januari-december.

Kenmerken
Opvallend breed en plat gebouwde, middelgrote waterroofkever. Dekschilden gelig met dichte, donkerbruine marmertekening, bij het mannetje glad (146 1a g), bij het vrouwtje met behaarde lengtegroeven. Halsschild met 2 zwarte dwarsbanden. Op het voorhoofd tussen de ogen zijn een onderbroken gele dwarsstreep te zien met daarvoor een geel V-teken.

Voorkomen
Algemeen in allerlei stilstaande wateren, vooral die waar hout beschikbaar is waarop de eieren kunnen worden afgezet. Goede vlieger en een goed vermogen om op grote afstand water te vinden (hydrotaxis).

Levenswijze
Net zoals bij de gewone geelrand zuigt het mannetje zich met de zuignappen vast aan het halsschild van het vrouwtje. Voor de eileg klautert het vrouwtje uit het water aan een stukje vochtig hout en legt een hoopje eieren dat aan de onderkant van het hout wordt vastgekleefd. De larve (146 1b g) heeft een opvallend smalle kop met korte, dolkvormige kaken. Alle 6 de poten zijn met lange zwemborstels uitgerust. Meestal glijdt zij schijnbaar moeiteloos door het water, maar kan zich ook stootsgewijs achteruit bewegen, waarbij het achterlijf met rukken onder het borststuk wordt geslagen. Zij voedt zich voornamelijk met kleine kreeftjes, zoals watervlooien. De verpopping vindt plaats in een holletje in de oever.

Gelijkende soorten
De iets kleinere Acilius canaliculatus heeft op het voorhoofd alleen een donkere, hoekvormige vlek.

%LABEL% (%SOURCE%)