Hygrobia hermanni

modderkever

Lengte 8-11 mm, augustus-mei.

Kenmerken
Modderkeverachtigen lijken op waterroofkevers, maar de kop is opvallend uitgerekt en niet, zoals bij de waterroofkevers, in het halsschild ‘verzonken’. De ogen puilen wat uit. Kleur geel tot lichtbruin. Dekschilden dof met naar achteren toe een samengestelde, zwarte vlek.

Voorkomen
In beschutte, stilstaande wateren met kleibodem, ook in ondergelopen zandgroeven. Niet zo algemeen.

Levenswijze
Deze enige, inheemse soort van de familie zwemt snel door het water, waarbij de achterpoten niet synchroon, maar alternerend naar achteren worden geslagen. De kever striduleert luid bij verontrusting. Het geluid ontstaat doordat de achterlijfspunt tegen de dwarsgroeven van de onderzijde van de dekschilden wordt gewreven. Net als bij de meeste waterroofkevers bewaart de modderkever lucht onder de dekschilden en ververst dit door met de achterlijfspunt op de waterspiegel te drukken. De eieren worden in het voorjaar in rijen aan waterplanten gekit. De zeer lichte, bijna wit gekleurde larve (148 1b g) draagt aan het achterlijf 3 ongeveer even lange, behaarde staartdraden. Ze is een bodembewoner en voedt zich met wormpjes en insectenlarven.

%LABEL% (%SOURCE%)