Lampyris noctiluca

glimworm

Lengte 11-18 mm, juli-augustus.

Kenmerken
Duidelijk groter dan de kleine glimworm. Mannetje gevleugeld, donkergrijs en met doorschijnend halsschild (156 2a g). Achterlijf zonder witte ringen. Vrouwtje is larvivorm, donkergrijs met rose tekening, geheel zonder vleugels (156 2b g).

Voorkomen
In loofbossen en (kalk)graslanden, meestal op iets drogere plaatsen dan de kleine glimworm. Niet in Noord-Nederland, maar in Midden- en Zuid-Nederland en in Belgiƫ plaatselijk vrij algemeen.

Levenswijze
Het mannetje van de glimworm heeft geen lichtorganen. Het vrouwtje draagt een groot lichtorgaan aan de onderkant van het achterlijf op de laatste 3 segmenten. Om het licht te presenteren draait het vrouwtje haar achterlijf spiraalvormig naar boven (156 2c g). Als er niet snel een mannetje komt opdagen heft het vrouwtje haar achterlijf hoger op en wiegt het langzaam heen en weer. Indien succes uitblijft dooft zij de lichten tenslotte omstreeks middernacht. De mannetjes vinden de vrouwtjes op precies dezelfde wijze als beschreven bij de kleine glimworm, maar kunnen zich soms vergissen en reageren op de mannetjes van de kleine glimworm die een overeenkomstig lichtpatroon uitstralen als dat van hun eigen vrouwtjes. De larve van de glimworm lijkt sterk op de volwassen vrouwelijke kever, maar heeft vaak gelige vlekken aan de rand van het lichaam. Zij jaagt op huisjesslakken en bijt ze waardoor ze zich terugtrekken in hun huisje. Tenslotte kruipt de larve in het huisje en consumeert de weke delen met behulp van verteringssappen (156 2d g), overeenkomstig de Drilus-larve (slakkenvreter).

%LABEL% (%SOURCE%)