Rhinosimus ruficollis

valse snuitkever

Lengte 3-5 mm, juli-oktober.

Kenmerken
Deze schijnsnuitkever lijkt met zijn kop en lichaam op een kruising tussen een snuitkever en een loopkever, maar is afgeplat en heeft de combinatie in het aantal tarsleden van de Heteromera. Snuit naar voren toe verbreed. Snuit en halsschild bruin; kop tussen de ogen met groene bronsglans.

Voorkomen
In bossen onder en op de schors van loof- en naaldbomen; in diverse biotopen niet zeldzaam. ’s nachts op boomstammen gevonden.

Levenswijze
Kever en larve jagen onder schors en in boorgaten op de schorskever Xyleborus spec. en hun larven.

%LABEL% (%SOURCE%)