Saperda populnea

kleine populierenbok

Lengte 9-15 mm, juni-augustus.

Kenmerken
Lijkt met de dicht geel behaarde strepen op het halsschild enigszins op een grote distelbok, maar de dekschilden hebben 3 tot 5 vlekken met dezelfde geelachtige beharing.

Voorkomen
Vooral in ratelpopulierenbossen en langs wegen met ratelpopulieren. In Nederland en Belgiƫ vrij algemeen.

Levenswijze
De larve ontwikkelt zich in 2 jaar voornamelijk in ratelpopulieren. De eileg vindt plaats in hoogstens 2 cm. Dikke takken. Voor de eileg knaagt het vrouwtje bij daglicht enige dwarsgroeven in de schors met vlak daaronder een dieper gat voor het ei (192 2b g). Dan worden er boogjes van de ene naar de andere dwarsgroeve geknaagd, zodat er in de schors van de tak een gekerfd figuur ontstaat in de vorm van een hoefijzer (192 2d g). De opening van het hoefijzer hangt af van de lichtinval en is overdag meestal naar het uiteinde van de tak georiƫnteerd. Dan wordt met de legboor een ei in het gat gelegd en diep onder de schors geschoven (192 2c g). De kever kan meerdere van deze geknaagde, hoefijzerachtige figuren op een dag in een tak aanbrengen. Het vrouwtje induceert bij het knagen een galopwekkende woekerstof. Het zachte kallusweefsel in de knaagwonden vormt het eerste voedsel voor de jonge larve. Als de larve niet snel genoeg eet bestaat de kans dat zij overwoekerd wordt door het wondkallus en ontstaat er een kankerachtig gezwel. De oudere larve knaagt zich later dieper in het hout om te overwinteren. Het volgende jaar begeeft zij zich naar de woekering in de tak binnen het hoefijzer. De door de kever afgegeven necrotisch werkende stof bevordert woekering in de tak, die ter plaatse opzwelt als een knot. In deze knot overwintert de volgroeide larve nog een tweede maal en verpopt hierin. Na het uitkruipen verraadt de knot na jaren nog de activiteit van de kever.

%LABEL% (%SOURCE%)